03a Montessori onderwijs
De werkwijze van deze stroom is gebaseerd op het pedagogisch en didactisch concept van Maria Montessori, waarin kosmisch onderwijs en opvoeding tot onafhankelijkheid en tot sociaal verantwoordelijk gedrag een belangrijke plaats innemen.
De begrippen waar het in onze school om gaat:
- help/leer mij het zelf te doen
- vrijheid in gebondenheid
- respect en verantwoordelijkheid
- leerkracht als begeleider (coach)
Haar opvattingen en gedachten zijn de basis voor ons onderwijs.
Wij willen de persoonlijke initiatieven van kinderen respecteren en willen hen daarbij stimuleren. Zeker op momenten (gevoelige perioden) dat kinderen speciale belangstelling voor vaardigheden en onderwerpen hebben, zullen zij zich deze dingen makkelijker eigen maken. Vanuit de samenleving worden er vaardigheden (beheersing van de kerndoelen) van kinderen verwacht, dit betekent voor ons, dat wij sturing aan de ontwikkeling van de kinderen moeten geven.
Daarnaast spelen opkomen voor jezelf en voor de ander, het helpen van de ander ongeacht verschil in leeftijd en ontwikkeling en het verzorgen van je omgeving een belangrijke rol in het onze school.
2.waar de school voor staat
"Help mij het zelf te doen" Maria Montessori
Kernpunten van onze Montessoriwerkwijze
2.1. Zelfverantwoordelijke personen
Het doel is dat kinderen zich ontwikkelen tot zelfstandige personen, die zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen, zich kritisch opstellen in hun leefomgeving en daarvoor ook de verantwoordelijkheid nemen. Kinderen worden gestimuleerd om hun eigen ontwikkeling vorm te geven. De leerkracht heeft hierbij de rol van begeleider (coach).
2.2 Intrinsieke motivatie
Van jongs af aan is in het kind een innerlijke drang (intrinsieke motivatie) aanwezig om zich te ontwikkelen, om op steeds meer gebieden zelfstandigheid te veroveren. Deze drang uit zich in de activiteiten van het kind, gericht op een volgende stap in de ontwikkeling. Juist de motivatie vanuit het kind zelf (en niet om ouders, leerkrachten, broertjes of zusjes te plezieren) leidt tot een optimale ontwikkeling
2.3 Gevoelige perioden
Kinderen ontwikkelen zich via "gevoelige perioden": d.w.z. dat in een bepaalde ontwikkelingsfase het kind gevoeliger is om een speciaal ontwikkelingsgebied sneller vorm te geven. Zo kunnen in de eerste levensfase van 0-6 jaar gevoelige periodes worden onderscheiden voor orde, ruimtelijke coördinatie, motorische coördinatie, taalontwikkeling en zintuiglijke ontwikkeling.
2.4 Individuele ontwikkeling
De bovengenoemd gevoelige periodes komen niet bij elk kind op hetzelfde moment voor. Door goede observaties moet helder worden aan welke nieuwe stap in een bepaalde ontwikkelingsfase een kind toe is. Kinderen ontwikkelen zich niet via een bepaald fictief gemiddelde. Soms gaat de ontwikkeling sneller, dan weer langzamer.
Dat eigen ontwikkelingstempo moet de ruimte krijgen. Dat betekent dat optimaal rekening wordt gehouden met de individuele ontwikkeling van elke persoon.
2.5 Leerkracht als begeleider (coach)
De leerkracht ondersteunt de leerling bij het eigen ontwikkelingsproces. De keuzevrijheid van de leerling is van groot belang. Het omgaan met die keuzevrijheid is ook een ontwikkelingsproces waarbij de leerkracht stimulerend optreedt en het kader van de keuzevrijheid aangeeft. Maria Montessori noemt dit “vrijheid in gebondenheid”. De leerkracht zorgt voor een goed voorbereide omgeving, waarin het kind wordt uitgenodigd die activiteiten te ondernemen die het helpen zich verder te ontwikkelen. Onderdeel van die goed voorbereide omgeving is ook een rustige werksfeer. Kinderen maken een eigen planning, waarbij ze wel rekening houden met groeps-activiteiten die op een vaste tijd zijn ingepland: bijv. gymlessen, of met taken die op een bepaald moment af moeten zijn.
2.6 Sociale ontwikkeling
De wijze van werken vraagt van alle kinderen een groot gevoel van rekening houden met elkaar. Om een ieder op eigen niveau met verschillende taken bezig te laten zijn is een grote mate van zelf-discipline vereist. Kinderen geven elkaar de ruimte om rustig te kunnen werken. Er zijn een beperkt aantal materialen in de groep voorhanden, kinderen zullen onderling afspraken moeten maken over de volgorde van gebruik. Daarnaast neemt het samenwerken van kinderen een belangrijke plaats in. Het kan zijn dat een kind het probleem van een andere leerling kan oplossen, dat ze samenwerken bij het maken van een project, bij het uitvoeren van een taak
Trinoom-ouders potlodden